Op 19 september 1931 vindt de opening van het Zonnehuis te Bosch en Duin plaats, met zes kinderen.
In 1926, anderhalf jaar na het overlijden van Rudolf Steiner, had Lievegoed met de antroposofie kennisgemaakt. Hij studeerde medicijnen in Groningen en Amsterdam, een studie die hij in 1930 met succes afrondde. In november van dat jaar bezocht hij de Lauenstein en raakte diep onder de indruk van hoe er met de kinderen werd omgegaan. Hij wilde zoiets ook in Nederland beginnen. Lievegoed hospiteerde begin 1931 eerst enige tijd in de antroposofische kliniek in Zwitserland, waar Ita Wegman, de Nederlandse antroposofische arts en naaste medewerker van Steiner, de leiding had. Als afdeling was het heilpedagogisch instituut Sonnenhof aan deze kliniek verbonden, waar Lievegoed ook meeliep. Op 17 maart 1931 verscheen er ter gelegenheid van een heilpedagogisch congres in de Vrije school in Den Haag een artikel in de Nieuwe Rotterdamse Courant, waarin Lievegoed enthousiast zijn ervaringen in de Sonnenhof beschreef (Lievegoed 1931). Aan het eind van zijn artikel schrijft Lievegoed: ‘Arts Willinge Prins te Amsterdam laat reeds enkele jaren in zijn huis in Laren een kleine groep kinderen volgens deze beginselen opvoeden’.
In de zomer van 1931 werd de zorg en opvoeding van deze vijf kinderen door Lievegoed overgenomen, omdat het echtpaar Willinge Prins naar Zuid-Afrika emigreerde. Hij huurde een huis in Bosch en Duin, waar ook de met hen meegekomen onderwijzeres Lena Struijk en euritmietherapeute Frederique Langerhorst hun werk met de kinderen konden voortzetten. In september 1931 vond de officiële opening plaats van het Zonnehuis, zoals hij zijn heilpedagogische instelling noemde. Alles was in een sneltreinvaart gegaan. Om zijn Zonnehuis te kunnen bekostigen, opende Lievegoed in Bosch en Duin een praktijk als huisarts, die hij tot 1939 aanhield.